Het Brabantse dorp Oisterwijk
  en Operatie Market Garden

De crash van Halifax-II JD207 op de Kampina

Op 26 juli 1943 stortte om 01.20 uur een Engelse Halifax-II bommenwerper neer op de Kampina Heide op Oisterwijks grondgebied. Deze Halifax was met een zeven koppige Engels Canadese bemanning op de terugweg van een bombardementsvlucht op Essen in het Ruhrgebied van Duitsland toen het ten prooi viel aan een Duitse nachtjager. Het toestel werd op zo’n 5700 meter hoogte aangevallen toen het als nummer 26 in een grote formatie bommenwerpers op zo’n 6 km ten noordoosten van Tilburg vloog.Met plots een aantal enorme knallen gevolgd door een brullend geluid en hevig schudden van het toestel dook het onbestuurbaar en met brandende rechtervleugel naar beneden.

 

Het toestel kwam neer in het heidegebied van de Kampina, op zo’n 200 meter ten zuiden van het Belvertsven. Daar brandde het deels uit. Twee bemanningsleden uit het toestel, te weten de marconist (radioman) Sergeant Ray Smith en de piloot/gezagvoerder Sqn/Ldr Fransis John Hartnell-Beavis, wisten het toestel op tijd per parachute te verlaten, de rest van de bemanning stierf tijdens de aanval van de Duitse nachtjager of door de crash en de brand die daarop volgde. Het voorste deel van de romp brandde tot aan de vleugels geheel uit, maar het staartstuk blijft nog redelijk intact.

De Halifax-II met serie nummer JD207 en code ZA-V had als bijnaam “V” van Victor. Het toestel behoorde toe aan Royal Air force 10 squadron dat was gebaseerd op vliegveld RAF Melbourne in Yorkshire, Engeland. De Halifax JD207 maakte deel uit van ‘A’ Flight ondanks dat het een ‘C’ flight toestel was (het was een geleende kist). RAF 10 squadron was het enige bommenwerper squadron op deze basis en het vloog tijdens de Tweede Wereldoorlog zo’n 300 bombardementsvluchten waarbij in totaal 128 Halifax bommenwerpers verloren gingen.

Embleem RAF 10 Squadron
The crash of Halifax-II JD207 on the Kampina
Een Britse Halifax bommenwerper

De formatie Halifax bommenwerpers van 10 squadron vertrok in de avond van 25 juli rond 22.15 uur vanaf RAF Melbourne voor een bombardementsvlucht op Essen. Tijdens de terug vlucht naar Engeland werd de Halifax van piloot Fransis John Hartnell-Beavis het slachtoffer van de Duitse Majoor/Groepscommandant Werner Streib, een Duitse nachtjager piloot van NJG/1 (Nacht Jagt Geschwader/1) dat vanaf het vliegveld Venlo opereerde. Majoor Streib was een ervaren piloot en een echte ‘ace’. Hij had aan het einde van de oorlog niet minder dan 66 slachtoffers op zijn naam staan waarvan 65 toestellen in de nacht waren neergeschoten. De vaak als “Vader van de Nachtjagt” betitelde Streib ontwikkelde de operationele tactieken van de Nachtjagt vanaf het begin tot aan het midden van de Tweede Wereldoorlog. Samen met piloot Wolfgang Falck maakte hij de Luftwaffe nachtjager afdeling tot een effectieve groep die streed tegen het nachtelijke bombardement offensief van de Royal Air Force.

 

Tijdens de maanden Juni en Juli van 1943 vloog Majoor Werner Streib met het prototype van de Heinkel He.219 waarmee hij in juni 5 Lancaster bommenwerpers claimde neergeschoten te hebben in slechts 30 minuten! Op een nacht, tijdens zijn terugkeer op het vliegveld van Venlo, misrekende Streib zich door een slecht verlichte landingsbaan waarbij hij hard neerkwam en het toestel in stukken brak en waarbij de cockpit zo’n vijftig meter doorschoof. Majoor Streib en zijn radartechnicus raakte lichtgewond en het toestel werd totaal afgeschreven. Tijdens de tien dagen die daarop volgde vloog Streib met een He.219 prototype waarmee hij zo’n twintig vijandelijke RAF-toestellen neerschoot, waaronder zes Havilland Mosquito’s. Sreib had toen de tactiek aangenomen om ‘s nachts tussen de stroom bommenwerpers te infiltreren waarbij hij met zijn nieuw jachtvliegtuig niet minder dan vier Halifaxen en één Lancaster wist neer te schieten. Majoor Werner Streib zou zijn carrière aan het einde van de oorlog als Inspecteur van de Nachtjagers met de rang Oberst beëindigen.

Hierboven een Duits Heinkel He.219 jachtvliegtuig.

Links de Duitse piloot Major/gruppenkommandeur Werner Streib.

De bemanning van de Halifax-II bestond uit:

 

S/L, F J. Hartnell-Beavis (DFC, Distinguished Flying Cross) - Piloot/gezagvoerder

P/O, C E. Hightower, RCAF, (DFC) - Engineer/2e Piloot, 32 jaar

P/O, W. Jones-Navigator, 34 jaar

P/O, D B. Ackerly- Bommenrichter, 22 jaar  

Sgt, R A. Smith - Marconist

Sgt, W. Collins-Schutter, 21 jaar

F/O, G. Downey - Staart schutter, 36 jaar

 

 

Het toestel werd na de crash door een technische ploeg van de Duitsers onderworpen aan een onderzoek waarbij bepaalde onderdelen uit veiligheidsoverweging werden meegenomen voor verder onderzoek. De restanten van het toestel werden daarna verder gesloopt en in delen afgevoerd. Zulke toestellen gingen vaak in stukken terug naar Duitsland of naar een plek in Nederland om gecontroleerd te worden op bruikbare delen of om verder verwerkt te worden tot grondstof. De delen werden dan in stukken met de trein vervoerd naar deze vliegtuigsloperijen. De Duitsers hadden tijdens de oorlog een vliegtuig sloperij in concentratiekamp Vught bij ’s-Hertogenbosch en bij Utrech en Ypenburg.

 

De vijf omgekomen bemanningsleden werden door de Duitsers uit het wrak geborgen en onderzocht. Later zijn zei in het bijzijn van een priester met militaire eer begraven op de algemene begraafplaats van Woensel in Eindhoven. Weer later werd Cecil Earl Hightower, de Candese Pilot Officer van de Royal Canadian Air Force herbegraven in Groesbeek op de Canadese militaire begraafplaats aldaar.

 

Nadat Sergeant Raymond Smith (de marconist) het toestel per parachute had kunnen verlaten kwam hij terecht in een bos op ongeveer acht kilometer van Tilburg. Hij werd hier geholpen door twee Engels sprekende Nederlanders en naar Rotterdam gebracht. Tussen 26 juli en 9 Oktober verbleef hij op verschillende plaatsen in het land ondergedoken. Op 9 Oktober ging hij via Amsterdam naar Parijs waar hij tot 14 Oktober verbleef. Op 14 Oktober verliet hij Parijs en reisde naar Bordeaux en Bayonne. Samen met enkele metgezellen kwam hij tot Dax in Zuid-Frankrijk waar hij een dag in een hotel verbleef. Toen ze later per trein verder wilden reizen naar het Spaanse Irun werd ze verteld dat de trein vol zat met Duitse troepen. Op de één of andere manier lukte het ze om zich onder de trein plat op hun buik te verstoppen. Het was een zware reis waarbij ze zich maar amper vast konden houden, vooral tijdens het rijden van de trein. Nadat ze Hendaye bij de Spaanse grens bereikt hadden stapte ze af en liepen ze verder over het spoor. Toen ze tot de ontdekking kwamen dat de trein die ze wilde halen naar Lissabon al vertrokken was besloten ze zich de dag onder een trein verstopt te houden. Uiteindelijk wisten ze op een trein te stappen naar het Spaanse San Sebastian waar ze op 16 Oktober arriveerden. Aangezien ze geen treinkaartjes hadden wisten ze het toch te halen. Door vermomd in overalls en met baretten op de goederen ingang te gebruiken wisten ze het treinstation te verlaten. Buiten gekomen maande ze een man tot stoppen en vroegen ze hem de weg naar het Britse consulaat. Hij wees hen de weg en daar aangekomen wachtte ze totdat één van de medewerkers kwam opdagen. De volgende dag werden ze naar Madrid gebracht en vandaar naar Gibraltar waar ze op 25 Oktober arriveerde. Twee dagen later was Raymond Smit na drie maanden weer veilig en ongedeerd terug in Engeland.

 

Piloot Hartnell-Beavis wist het toestel ook ternauwernood per parachute te verlaten en landde veilig op de Kampina heide. Hartnell-Beavis was een ervaren piloot en hoewel hij aan het eind van zijn tweede ‘tour’ zat,(hij had 25 vluchten gedaan terwijl er maar 20 verplicht waren voor een tweede tour) en hij niet meer hoefde te vliegen (Hij was in afwachting van een aanstelling bij het transport commando) besloot hij de missie toch te doen. Door rivaliteit met een andere crew, die van ‘Timber’ die op dat moment geen dienst hadden, hoopte hij zo een missie voorop te komen.

 

Hartnell-Beavis was al meer betrokken geweest bij een vliegtuigongeluk toen hij bij het 82 Squadron op Blentheims vloog. Tijdens een vlucht in slecht weer op 9 Juni 1940 werd zijn Blentheim R3759 door bliksem getroffen en moest hij een noodlanding maken op vliegveld Hendon. Bij zijn tweede poging om in het zeer slechte weer te landen kwam hij naast de landingsbaan terecht en kon hij niet voorkomen dat hij tegen een geschutsbunker tot stilstand kwam. Hij raakte hierbij samen met zijn navigator Sergeant Phipps zwaargewond.

 

Hartnell-Beavis zag op 26 Juli na zijn parachute landing zijn brandende toestel op een afstand liggen en besloot zich snel uit de voeten te maken. Na wat omzwervingen wist hij via Eindhoven tot de Belgische grens te geraken. Hier dacht hij op enig moment met de ondergrondse te maken te hebben waar hij naarstig naar op zoek was in de hoop geholpen te worden met een ontsnapping terug naar Engeland. Helaas bleken zijn helpers andere plannen te hebben en ze leverde hem uit aan de Duitsers. Hij werd gevangengenomen en kwam via Amsterdam in Duitsland terecht, waar hij uiteindelijk in het Geallieerde krijgsgevangenenkamp voor luchtmachtpersoneel Stalag Luft III werd opgesloten. Stalag Luft III was het kamp van waaruit de bekende vlucht ‘De Great Escape’ (van de film) plaats vond. Door tunnels te graven wisten hier meer dan 70 gevangenen te ontsnappen uit het kamp. Na een grote klopjacht werden bijna alle ontsnapten weer opgepakt en om een voorbeeld te stellen werden vijftig van hen vervolgens door de Duitsers geëxecuteerd. Drie gevangenen, waaronder Nederlander Bram van der Stok, wisten uit de handen van de Duitsers te blijven en ontsnapte. Terwijl twee Noorse krijgsgevangenen, Per Bergsland en Jens Müller samen naar het neutrale Zweden waren geroeid, was Van der Stok in z'n eentje op de fiets naar Nederland gegaan. Omdat Hartnell-Beavis voor de oorlog een architecten opleiding had afgerond hielp hij in gevangenschap mee aan de totstandkoming van een monument voor de slachtoffers van de ontsnapping. Dit monument genaamd “De Vijftig”. werd geplaatst op het lokale kerkhof langs de weg richting het voormalige kamp. Hartnell-Beavis overleefde de oorlog en keerde terug naar Engeland waar hij in Juli 2007 overleed.

De Luftwaffe stond toe dat de gevangenen een lokaal monument mochten bouwen voor de vijftig geallieerde slachtoffers die door de Duitsers vermoord werden. Het monument werd ontworpen door Wilton Todd (169 Sqdn, neergeschoten 15/16 Februari 1944, Mosquito II, HJ707 VI-B). De drie stenen met de vijftig namen werden ingegraveerd door Dickie Head (139 Sqdn, neergeschoten 24/25 November 1943, Mosquito IV, DZ614) en Fransis John Hartnell-Beavis en geplaatst op het lokale kerkhof langs de weg naar het voormalige kamp. Daar waren in de eerste instantie ook de urnen met as van de vijftig gecremeerde slachtoffers begraven. Op de zwarte balk staat geschreven “in memory of the officers who gave their lives. Sagan March 1944.”

 

Piloot van de Halifax II,

Fransis John Hartnell-Beavis